Het Asiento en de asientistas

Het Asiento de negros was een van de meest lucratieve handelsovereenkomsten van de zeventiende eeuw. Het gaf de bezitter ervan (de asientista) het alleenrecht op de levering van slaven aan de plantages en zilvermijnen in Spaans Amerika, een gebied dat zich uitstrekte van Argentinië in het zuiden tot Florida in het noorden, inclusief de eilanden van de Spaanse Caraïbische zee. Voor wie aan de onverzadigbare honger naar zwarte arbeidskrachten kon voldoen, was het Asiento een zekere stap naar onvergelijkbare macht en rijkdom.

 

Het woord asiento komt van het Spaanse werkwoord asentar en betekent onder andere het verzekeren van of het in- of uitboeken van goederen. Asiento is een verouderde term uit het Spaanse publieke recht en betrof in de 16e, 17e, 18e en 19e eeuw vele aspecten uit het economische leven van dat land. De Spaanse kroon besteedde destijds bepaalde publieke diensten uit om de schatkist te vullen. Niet alleen in Spanje maar ook in andere landen werden bijvoorbeeld belastingen verpacht, en in dat verband licenties verschaft aan privépersonen.

Vaak echter wordt met Asiento het Asiento de negros bedoeld.

Zie ook: Wikipedia (Ned.) en Wikipedia (Engels), Taco Tichelaar

Asiento: over de Hollanders en de slavenhandel in de 17de eeuw.

Wapen van de Spaanse koning Carlos II (1668-1700)

Het verhandelen van zwarte Afrikanen was in die tijd volkomen legitiem. Nog in 1685 werd door de Spaanse koning een onderzoek ingesteld. Dat kwam tot de volgende conclusie:

“Slaven zijn noodzakelijk voor het voortbestaan van de koloniën en de slavernij is een ingewortelde gewoonte die algemeen is in de koninkrijken van Castilië, Amerika en Portugal, hetgeen niet veroordeeld wordt door Zijne Heiligheid de Paus en de Kerk, maar, integendeel, door allen goedgekeurd.”

Met het Verdrag van Tordesillas in 1494 verdeelden Spanje en Portugal, toen de overheersende maritieme naties, de wereld buiten Europa onder elkaar door middel van een demarcatielijn. Op een stukje Brazilië na eigende Spanje zich Noord- en Zuid-Amerika toe en Portugal kreeg heel Afrika tot haar beschikking. Omdat Spanje door de kolonisatie van Amerika grote aantallen Afrikaanse werkkrachten nodig had, maar deze dus zelf niet kon verwerven, groeide Portugal uit tot de grootste leverancier van slaven. In 1580 lijfde Spanje Portugal in en kon Spanje zelf in slaven voorzien, maar toen de Portugezen in 1640 in opstand kwamen begonnen de leveranties te haperen. Met de opkomst van de Hollandse Republiek als zeemacht, die haar kans schoon zag en de oorspronkelijk Portugese factorijen ten noorden van Angola veroverde, belandden de Spanjaarden in een moeilijke situatie. Omdat Spanje officieel geen handel wilde drijven met niet-katholieken werd in 1662 het Asiento de Negros (her)ingevoerd: via particuliere tussenhandelaren (de asientistas) werden zogenaamd ‘onzichtbare’ subcontracten met de (protestantse) West-Indische Compagnie gesloten om jaarlijks een vooraf bepaald aantal slaven te leveren aan Curaçao, waarna ze door Spaanse schepen in de koloniën werden afgezet. Het Asiento was voor de asientistas niet alleen vanwege de slavenhandel buitengewoon winstgevend: in ruil voor leningen aan de Spaanse kroon kregen ze onder zeer gunstige voorwaarden (vrijstelling van belastingen en importheffingen) toegang tot de markten in de Spaanse koloniën (zilver, tabak, cacao, suiker, katoen etc.).

Het verkrijgen van het Asiento was zo belangrijk, omdat de Spaanse kroon alle handel op haar koloniën gemonopoliseerd had. De waakhond daarvoor was de Casa de la Contratación de Indias (lett.: het ‘Huis van de verhuur van West-Indië’). Dit staatsinstituut was al in 1503 door de kroon van Castilië opgericht om navigatie, logistiek, belastingheffingen en import- en exportrechten met de belangrijkste handelsroutes naar en van Spaans Amerika te regelen (samengevat als de Carrera de Indias). Het doel was tweeledig: de Spaanse schatkist te spekken en het monopolie op de handel strak in de hand te houden. In theorie kon geen enkele Spanjaard overzee handeldrijven zonder de toestemming van de Casa. Haar werkterrein besloeg alle vormen van handel, dus ook de toewijzing van en de controle op het Asiento de Negros. Het instituut was gevestigd in het beroemde Real Alcázar in Sevilla. In 1717 verhuisde het naar Cádiz, omdat het Sevilla als belangrijkste internationale handelshaven van Spanje was voorbijgestreefd.

Asiento: over de Hollanders en de slavenhandel in de 17de eeuw.

Het Real Alcázar te Sevilla, met rechts het hoofdkwartier van de Casa de la Contratación de Indias.

Het bestaan van het Asiento en de betrokkenheid van de Nederlanders daarin was lange tijd in de vergetelheid geraakt. Pas in  1905 werd door de Groningse hoogleraar Dr. Th. Bussemaker na een onderzoek in de Spaanse en Portugese archieven melding gemaakt van een asientista met de naam Balthasar Coymans:

 

"Onder de slavencontracten (asientos de esdavos) uit de jaren 1576 — 1765 vond ik er één, gesloten met een Nederlander, Balthasar Coymans, maar het contract zelf ontbrak. Wel zijn in deze lijvige bundel asientos van andere jaren met niet-Nederlanders aanwezig, waarvan ik er een aantal heb doorgezien. Hun vorm verschilt weinig:

 

Allereerst wordt bepaald de duur van het contract en de som, door de asientista, d.i. de leverancier die het contract aangaat, jaarlijks aan de regering te betalen. Het aantal slaven, jaarlijks door de asientista te vervoeren, wordt vastgesteld, waarbij altijd een aanzienlijk getal boven het eigenlijk benodigde wordt genoemd wegens de aanzienlijke sterfte op reis („que se Ie dan para muertos").

 

De plaatsen, vanwaar de slaven bij voorkeur gehaald moeten worden, zijn gewoonlijk genoemd, ook altijd de havens in Amerika waarheen ze gevoerd moeten worden. De schepen moeten doorgaans uitgaan van Sevilla, Cadiz of Lissabon, doch de vereiste papieren moeten zij hebben van de Casa de Contratacion te Sevilla. Voor iedere slaaf die de asientista te weinig levert moet hij een boetegeld betalen, dat in de verschillende contracten wordt bepaald. Voert hij, wanneer de sterfte onder de slaven geringer is geweest dan verwacht werd, dientengevolge meerdere slaven in dan het gecontracteerde getal, dan moet hij hiervoor betalen naar rato van de door hem aan de regering betaalde prijs.

 

Zodra hij de slaven in de aangewezen havens heeft aangebracht, mag hij ze overal te koop aanbieden. Het Asiento is verder rijk aan bepalingen, die ten doel hebben de vervulling der financiële verplichtingen door de asientista te waarborgen; anderzijds wordt ook vastgesteld het aantal licenties, dat de Spaanse koning tijdens de duur van het contract aan anderen mag geven. Eveneens bevat het verschillende artikelen die het smokkelen moeten voorkomen, zowel van de asientista ten nadele van den Koning als van derden ten nadele van de asientista. Er wordt bepaald, dat de asientista met derden, die geen vijanden des Konings zijn, contracten sluiten mag om hem zijn aangegane verplichtingen te helpen volbrengen, m.a.w. hij mag de leverantie aan derden uitbesteden, die echter aan hem leveren moeten. Gewoonlijk ontstond twist over de uitvoering van het contract en vrij talrijk zijn de stukken die hierop en ook op de afrekening door de asientistas of hun gemachtigden betrekking hebben."

Bron: Onderzoekingen naar Archivalia, verslag van een voorlopig onderzoek

Asiento: over de Hollanders en de slavenhandel in de 17de eeuw.

Het contract van Balthasar Coymans met de koning van Spanje (1685) en de Asiento's met de Engelsen in 1713.

Door de enorme belangen die met de handel naar en van Spaans Amerika gepaard gingen (omgerekend naar huidige maatstaven praten we over omzetten van ettelijke honderden miljoenen euro's per jaar) was het niet meer dan logisch dat de concurrentie moordend was. De asientistas en hun consorten waren dan ook continue verwikkeld in rechtszaken, disputen en politieke intriges. Hun inhaligheid kende nauwelijks grenzen: de slavenhandel verleende toegang tot de havens in Spaans Amerika en bood alle mogelijkheden om bulkgoed te smokkelen (waar de meeste winst op te behalen viel). Denk aan zilver, tabak, katoen, suikerriet en cacao. Doordat de Spaanse ambtenarij in de havensteden slecht betaald werd was ze bevattelijk voor corruptie. De smokkelhandel tierde dan ook welig, met instemming van beide partijen, maar tot grote ergernis van de kroon. De Asiento's werden dan ook regelmatig opgezegd als de betreffende asientista het te bont maakte.

 

Zoals de hertog de la Calzada in zijn brief van september 1685 aan de Casa de la Contratación de Indias, meldde:

“De Hollanders die onder het Asiento werken worden door diverse partijen beschuldigd van smokkel, dat wil zeggen: het clandestien leveren van allerhande waar aan onze havens in de Spaanse koloniën. Maar ik vraag u: waarom zouden ze dat risico nemen terwijl ze zelf een doorvoerhaven hebben op Curaçao? Ze hoeven alleen maar hun waren te verschepen vanuit de Lage landen en op dat eiland door te verkopen aan Spaanse of Hollandse smokkelaars, die er zelf wel voor zorgen dat die handel, inclusief negros, in Spaans Amerika belandt. Er is genoeg bewijs dat deze lieden met open armen worden ontvangen, zelfs door de lokale autoriteiten. Die laatsten hadden zich moeten inspannen om een eind te maken aan deze clandestiene zaken die zonder twijfel een enorme waarde vertegenwoordigen. Het lijkt onmogelijk om uit de archieven in Sevilla te distilleren welk aandeel Coymans en zijn trawanten hierin hebben.”

 

Spanje was echter, door de naweeën van de Tachtigjarige Oorlog, de strijd met Portugal,  de Engels-Spaanse oorlog (1654-1660) en binnenlandse perikelen, nagenoeg failliet en zat dringend verlegen om cash. Het inleggeld van de asientistas was dan ook hard nodig. De Hollandse firma Coymans bijvoorbeeld verplichtte zich in 1685 tot een betaling van bijna 1,2 miljoen peso's (3 miljoen gulden, in die tiid een gigantisch bedrag) aan de kroon, 250.000 peso's  aan het bestuur van de Spaanse Nederlanden en nam daarbij ook nog eens de financiering op zich voor de bouw van vier oorlogsfregatten voor de Spaanse marine. In ruil daarvoor mocht zij jaarlijks exclusief in eigen beheer drie- tot vijfduizend zwarte slaven leveren.

 

Spanje had bovendien de zwarte slaven hard nodig. Uit een verklaring van de  Casa de la Contratación de Indias (1685):

 

“De slavenhandel is onze enige bron voor het verkrijgen van landarbeiders, zonder welke de Spaanse koloniën compleet in verval zouden raken en het onmogelijk zou zijn ze te behouden.”

 

Asiento: over de Hollanders en de slavenhandel in de 17de eeuw.

Factuur van de verkoop van een slaaf (in wat nu Colombia is) van de Engelse Compagnie met de specificaties van het brandmerk dat op het lichaam van de slaaf moest worden gezet.

Asiento: over de Hollanders en de slavenhandel in de 17de eeuw.

Brandijzers (marquillas), die de afdruk van de Koning en de Slavencompagnie dragen. Hiermee werd de slaaf gebrandmerkt, meestal op de borst (Koninklijk merkteken) en op de rug (merkteken van de asientista). 

Wie de asientista ook was (en dat was tot het Asiento van Coymans altijd een katholieke partij), voor de daadwerkelijke inkoop, inscheping en het transport van grote partijen slaven was hij in hoge mate afhankelijk van de West-Indische Compagnie. Met haar factorijen aan de West-Afrikaanse kust (Graankust, Goudkust, Slavenkust en Loango) was zij een van de weinigen die in 'bulk' konden leveren (hoewel op de voet gevolgd door de Engelse Royal African Company, die via Jamaica handelde. De Portugezen opereerden ten zuiden van de Congo en hadden de focus op Portugees Brazilië). Je mag je zelfs afvragen of de asientistas in feite geen instrumenten waren van de WIC. De meesten van hen hadden sterke zakelijke banden met Amsterdam. De jongere broer van Balthasar Coymans, Jozef, had zelfs zitting in het bestuur van de WIC (de Heeren Tien). Belangenverstrengeling? Natuurlijk. Het valt altijd weer op dat in de oude bronnen steeds dezelfde namen opduiken.

 

Spanje wilde niet rechtstreeks zaken doen met de WIC. Dat was niet alleen vanuit katholiek perspectief (het was Spanjaarden in principe verboden om zaken met protestanten te doen), maar had tevens een politieke reden: tijdens een één-op-één relatie met de WIC lag de kans op een dispuut altijd op de loer, en omdat de WIC een rechtsreeekse lijn had met de Staten-Generaal zou dat zomaar kunnen escaleren tot een internationaal conflict. De herinnering aan de Tachtigjarige Oorlog lag nog vers in het geheugen en de lontjes waren kort. Spanje was ook veel te arm om het risico van een nieuwe oorlog te lopen. Dat wisten de asientistas natuurlijk ook; vandaar hun arrogantie en schaamteloze inhaligheid.

 

Zomaar twee voorbeelden van contracten, waarin de levering van slaven tussen Coymans en de West-Indische Compagnie werd geregeld.

Asientistas: 1662 - 1691

  • 1662 – 1671: Na een 'Asiento-loze' periode tussen 1640 en 1662 (waarin slaven voornamelijk via smokkelroutes in de havens van Amerika verdwenen) was de Spaanse financiële nood zo hoog, dat aan de Genuese partners Domenico Grillo en Ambrosio Lomelino voor het eerst het Asiento als monopolie werd toegewezen. Hierdoor werden ze in feite de belangrijkste financiers van de Spaanse koning. Ze verplichtten zich tot het leveren van 24.000 slaven in zeven jaar. Beide heren mochten inkoop en transport uitbesteden aan iedere partij die niet in oorlog was met Spanje. Van de slavenleveringen werd uiteindelijk 90% via Curaçao aangevoerd door de WIC en 10% door de Engelsen via Jamaica. Grillo wist het Asiento nog met twee jaar te verlengen (zijn partner was inmiddels overleden), maar zat ondertussen zo zwaar in de schulden dat het Spaanse hof hem niet meer vertrouwde. In 1671 werd het contract met hem beëindigd. In de tussentijd had de familie Coymans al een flinke vinger in de pap; na een betaling van 500.000 gulden aan de koning werd zij in 1668 officieel subcontractor voor de asientistas.

  • 1671-1675: António Garcia uit Portugal was de erfgenaam van bovengenoemde Lomelino. Hij begon zwaar te steunen op de firma Coymans en de WIC voor de financiering en het transport van slaven. In ruil kwam hij overeen, dat alle geleverde slaven via Curaçao zouden worden verhandeld. Hierdoor werden de Engelsen buitenspel gezet.

  • 1676–1679: Manuel Hierro de Castro and Manuel José Cortizos waren Spaanse kooplieden, die tevens lid waren van de Consulado de Sevilla, een machtig Spaans koopmansgilde dat een belangrijke rol speelde in de handel met Zuid-Amerika. De Spaanse kroon besefte dat ze steeds afhankelijker werd van de 'ketterse' firma Coymans en de WIC en probeerde via deze heren een alternatief te vinden in de slavenhandel met Kaap-Verdië  (dat inmiddels in Franse, dus katholieke handen was). Het werd verboden om via Curaçao zaken te doen, maar dit leidde niet alleen tot juridisch gekrakeel over eerder gesloten contracten met de WIC, maar leverde ook lang niet het benodigde aantal slaven op. Verwarrende situaties waren het gevolg: buiten het Asiento om werden allerlei individuele contracten afgesloten, onder andere door de firma Coymans: in mei 1679 financierde zij bijvoorbeeld een overeenkomst voor de levering van 9.800 slaven door ene Juan Barroso del Pozo, een zakenman uit Sevilla, uiteraard uit te voeren door de WIC en met Curaçao als doorvoerhaven.

  • 1680-1684: Door het falen van Castro en Cortizos koos Spanje eieren voor haar geld. Blijkbaar zag men in dat Coymans en de WIC onmisbaar waren voor een gestage aanvoer van slaven, dus werd diezelfde Juan Barroso del Pozo, die nauwe banden had met Coymans, in 1680, samen met zijn Italiaanse partner en schoonzoon Nicolas Porcio, als asientista aangesteld. De voorwaarden van het contract waren echter nogal uitdagend: beiden verplichtten zich tot de levering van 11.000 ton slaven in tien jaar, en voor dat voorrecht dienden ze 1,2 miljoen peso's (3 miljoen gulden) aan de Spaanse kroon en 250.000 peso's aan het bestuur van de Spaanse Nederlanden te betalen. Toen Del Pozo in 1683 overleed stond Porcio er alleen voor en hij was niet in staat om aan zijn verplichtingen te voldoen. Mogelijk was hij een instrument geworden van een duister plan van Coymans om zelf het Asiento te vergaren. Het kan ook meespelen dat hij ervan werd verdacht stiekem zaken te doen met de Engelsen in Jamaica. In ieder geval werd hij aan alle kanten zwart gemaakt en tegengewerkt, met als gevolg dat hij in 1684 wegens malversaties en wanbetaling in Cartagena werd gearresteerd. Door de Spaanse koning werd hij onder curatele van Coymans gesteld.

  • 1685-1687: In 1685 trad Balthasar Coymans uit de schaduwen. Gesteund door het enorme kapitaal van de firma Coymans in Amsterdam beloofde hij de Spaanse kroon alle schulden en verplichtingen van Porcio over te nemen en te voldoen. Hij had daarbij de goedkeuring van de Casa de la Contratación de Indias. De Spaanse koning ging overstag: Porcio werd buitenspel gezet en voor het eerst werd aan een 'ketter' (een protestant) het Asiento toegewezen. Met alle concurrentie uit de weg kon de firma Coymans haar monopolie ten volle uitbuiten en gedurende haar bewind bereikte de slavenaanvoer van de WIC haar hoogste piek. Helaas had zij buiten de Inquisitie gerekend. De koning werd onder steeds grotere druk gezet om zich te ontdoen van een ketter aan het roer. Balthasar Coymans, die in Cádiz woonde, verkeerde al in grote politieke problemen toen hij in november 1686 onverwacht overleed (zijn doodsoorzaak is onbekend).

    "En dus protesteert de Raad van de Inquisitie, uit naam van de Inquisiteur Generaal, tegen het verlenen van dit patent aan de Hollandse ketters in de Spaanse Koloniën, omdat zij met hun vrijheden de zuiverheid van het geloof in die contreien bevuilen en met hun dwalingen de zielen van Zijner Majesteits onderdanen in gevaar brengen.”

    Uit: Klaagschrift van de Raad van de Inquisitie in Madrid aan de Koning van Spanje, 13 april 1685



  • 1987: Jan Carcau was de kassier van Balthasar Coymans in Cádiz. Met toestemming van de Spaanse koning werd hij als een soort interim-asientista aangesteld. Het negatieve tij was echter niet meer te keren. Onder grote druk van de Inquisitie en de op wraak beluste Porcio adviseerde een speciale commissie (la junta particular del Asiento de Negros) dat het contract met de firma Coymans geannuleerd moest worden, en de koning besloot tot interventie. De overeenkomst met de firma Coymans werd op 5 maart 1687 verbroken en Jan Carcau werd in maart 1688 gearresteerd op verdenking van fraude.

  • 1688-1691: Nicolas Porcio werd in ere hersteld en de rol van de firma Coymans was uitgespeeld. Porcio was ondanks zijn slechte reputatie in staat om betrekkingen aan te gaan met de Engelse Royal African Company in Londen. De Engelsen, die de Republiek langzamerhand qua macht en invloed voorbijstreefden, waren  uiteindelijk de overwinnaars. De WIC bleef weliswaar nog jarenlang in de markt als belangrijke slaventransporteur, maar met het verlies van het Asiento was de neergang onvermijdelijk ingezet.

Bronnen: zie de uitgebreide lijst. op deze pagina of de bronvermedingen op Wikipedia .